9.12.11

Diepere reflectie is een zwak punt bij Commissie de Wit

Vanochtend publiceerde Trouw een verkorte versie van een artikel van mijn hand over de Commissie de Wit. Een deel van mijn betoog haalde het door ruimtegebrek niet in de krantenpagina. Daarom hieronder de volledige tekst:

Diepere reflectie is een zwak punt bij Commissie de Wit

De afgelopen maand verhoorde de Commissie de Wit allerlei hoofdrolspelers uit de financiële crisisjaren 2007-2009. Wat mij bij de gesprekken opviel is de verschillende aard van de vraagstelling. De vragen over specifieke gebeurtenissen en feiten zijn doorgaans heel gestructureerd, maar het terugblikken op geleerde lessen gebeurt met open vragen. Dat betekent dat dieperliggende oorzaken minder snel aan bod komen.

Eén van de belangrijke thema’s voor de Commissie is bijvoorbeeld de rolverdeling tussen het Ministerie van Financiën en haar toezichthouders. We zien in de verhoren dat tijdens de crisis een deel van de verantwoordelijkheid voor individuele banken lijkt te verschuiven naar het Ministerie van Financiën. Zo staat De Nederlandsche Bank als toezichthouder een precisie-oplossing per instelling voor, terwijl het Ministerie zoekt naar een generieke garantieregeling (van 200 miljard) voor alle spelers.

Feit is dat op 25 juni 2009 de Algemene Rekenkamer een rapport publiceerde waaruit bleek dat het Ministerie van Financiën geen expliciete beleidsvisie op toezicht had. Terwijl het hier wel een sector betreft die tot de vitale infrastructuur van het land behoort. Het zou dan ook interessant zijn als de Commissie de Wit hier eens verder doorvraagt. Hoe komt het dat hierover destijds geen visie is ontwikkeld en op papier gezet? Lag er werkelijk geen enkel plan op het Ministerie over wat te doen bij een financiële crisis, zoals Bos deze week stelde? Dat behoort toch tot de verantwoordelijkheid van het Ministerie? Waarom kreeg dit geen prioriteit? Of was het Ministerie door een interne reorganisatie en het invoeren van de Wet Financieel Toezicht zo overbelast, dat men dit liet liggen voor de toekomst?

De vragen zouden het gesprek kunnen brengen naar eind jaren negentig vorige eeuw. Op dat moment kende de interne organisatie bij Financiën een afdeling Binnenlands Geldwezen. Daarmee was zowel de interne organisatie bij De Nederlandsche Bank als bij het Ministerie gericht op het houden van overzicht op de ontwikkelingen vanuit bankperspectief. Nadien kantelde echter de organisatie bij het Ministerie naar afdelingen per beleidsaspect. Er kwam één aparte afdeling voor marktgedrag en één voor stabiliteit. Tegelijkertijd werd een tweedeling gemaakt in het toezicht. De Autoriteit Financiële Markten keek voortaan naar gedrag van financiële instellingen en De Nederlandsche Bank naar degelijkheid. Het inherente gevolg was dat het Ministerie het integrale beeld op banken én op het toezicht kwijtraakte.

Het is opmerkelijk dat de Commissie de Wit zo weinig doorvraagt op deze organisatorische en institutionele voorgeschiedenis. Deze voorgeschiedenis is immers relevant voor alle crisisonderwerpen die zij momenteel onderzoekt. En hoe je ook denkt over de vraag wie er de meeste blaam treft bij de financiële crisis, het is in ons aller belang dat de juiste lessen worden getrokken. De Commissie ontneemt zich echter, door het gebruik van generieke open vragen, het zicht op relevante oorzaken. De reflectie blijft ondiep en afhankelijk van toevallige inzichten van de verhoorden. Daarmee blijven belangrijke lessen voor de toekomst onontdekt en dat is een gemiste kans.

Ir. Simon Lelieveldt is zelfstandig gevestigde bedrijfskundige met ruime ervaring in de banksector en een passie voor financiële geschiedenis.